FYI.

This story is over 5 years old.

Kunst

We spraken de mensen die fulltime uitlegbordjes naast schilderijen schrijven

Een gesprek met bordjesschrijvers van het Rijksmuseum, Stedelijk en Boijmans van Beuningen.

Het is heus niet zo moeilijk om een beetje cultureel verantwoord bezig te zijn - je moet vooral gewoon even met je luie reet van die bank af. En natuurlijk weten waar je al die cultuur kunt opsnuiven. Daarom is er op Creators rondom de Nationale Museumweek extra aandacht voor museumcultuur, bijzondere pronkstukken en pareltjes van musea waar je waarschijnlijk nooit eerder bent geweest, maar waar je jezelf toch echt een keer naartoe zou moeten slepen.

Advertentie

De meeste mensen gaan naar musea om zich met kunst te plezieren. Ik blijf echter altijd eindeloos op twee millimeter afstand staren naar de bijschriften naast de schilderijen. De fascinatie is geen gezonde, want hij is vooral geboren uit medelijden. "Het is het meest ondergeschoven kindje binnen musea," staat te lezen in het verslag van een symposium dat vorig jaar over de tekstborden in het Rijksmuseum werd gehouden. Het kleine, rechthoekige en vaak oerdegelijk ontworpen tekstblokje lijkt alleen te bestaan om het verhaal van het kunstwerk te vertellen, zodat dié beter uit de verf komt. Het is een soort maatje, een klankbord, maar nooit de geile man. Niemand die ooit het verhaal vertelt van het museumbordje. Daarom ging ik langs het Rijksmuseum, Boijmans van Beuningen en het Stedelijk Museum Amsterdam om precies dat te doen.

"Tekst is het heetste hangijzer in de museumwereld," zegt Annemies Rookgaarden, hoofd Educatie binnen het Rijksmuseum tijdens het symposium. De zaal zit vol educatoren, museumdocenten, tekstschrijvers, directeuren en conservatoren. Het tekstbordje is het meest democratische middel om mensen te helpen bij het kijken naar kunst, stelt ze. Maar de hamvraag luidt: welke aanpak hanteer je? "Als je aan twintig mensen vraagt wat ze van de teksten in het Rijksmuseum vinden, krijg je waarschijnlijk twintig verschillende antwoorden terug," aldus Rookgaarden.

"Ja, de bordjes blijven een interessant verhaal. Je wil de museumbezoeker met kennis informeren, maar tegelijkertijd moet alle aandacht naar het kunstwerk zelf uitgaan, en niet naar het bordje," zegt Rianne Schoonderbeek tegen me. Ze is conservator Educatie binnen Museum Boijmans van Beuningen en houdt er een fulltimebaan aan over om de teksten voor nieuwe tentoonstellingen op orde te krijgen. Vaak worden bijschriften als eerste geschreven door de conservator, maar zonder een check en aanpassingen van Schoonderbeek komt er niets op het titelkaartje.

Advertentie

In het Boijmans van Beuningen mag het bijschrift over van alles gaan. Zo lang het maar kort, bondig en interessant is.

Ik vraag haar wat nou eigenlijk een goed bordje is. "Er zijn een aantal vuistregels waar je je aan moet houden. Het moet kort en bondig zijn en het moet de bezoeker prikkelen." Op dat laatste legt ze de nadruk, want "gemiddeld staan mensen maar negen seconden voor een schilderij en dan lopen ze weer verder." Een extreem kort tijdsbestek dus om de gehaaste museumbezoeker überhaupt iets te vertellen, laat staan te inspireren langer te kijken.

Om de bezoeker te prikkelen, volgt het Boijmans niet echt een vast stramien wat betreft de inhoud van de bijschriften. Het is per kunstwerk en per tentoonstelling maatwerk. "Zo'n verhaal kan over van alles gaan. Het kan een leuk weetje zijn over de kunstenaar zelf, meer context bieden over de kunststroming waar het werk toe behoort, of weer wat anders. Het ligt er maar net aan wat het kunstwerk vraagt," zegt Schoonderbeek terwijl we in De Collectie Verrijkt staan – de vaste collectie van het museum. Vaak worden de bijschriften geschreven door conservatoren binnen het museum, of door Schoonderbeek zelf. Maar voor de presentatie van deze collectie is speciaal de hulp van Peter Hecht ingeschakeld, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, die de enorme klus kreeg om de bijschriften voor alle kunstwerken te schrijven.

Dit is een illuster voorbeeld, geschreven door de externe conservator Peter Hecht, die speciaal voor de Collectie Verrijkt in het Boijmans is ingeschakeld.

Schoonderbeek heeft hem hoog zitten - een conservator met een swingende pen, dat zie je niet vaak. "Niet alle conservatoren kunnen even goed schrijven," zegt Schoonderbeek. Ze wijst naar een illuster bijschrift van Hecht dat Le Couple ondersteunt, een schilderij van Max Ernst: "Max Ernst is een spotvogel bij wie niets veilig was. Beroemd is zijn 'Maria die de kleine Jezus een pak op de billen geeft.' De ironie in dit schilderij is milder: een dame zit met de voetjes over elkaar mooi te wezen, de bijbehorende heer (met één arm in zijn zij) presenteert haar aan ons." Humor, een subtiele woordgrap en een seksuele laag; het is zeldzaam in de wereld van het museumbordjesschrijven.

Advertentie

Toch kunnen zulke onconventionele bordjes ook tot een hate it or love it-situatie leiden. Op een gegeven moment ontstond er namelijk wat controverse rondom een specifiek bijschrift van Hecht. Hij noemde Egoïsme van Picabia een "lelijk knoeiwerk, waarvan het belangrijkste beeldelement onherroepelijk doet denken aan een stijve penis." Een kunstwerk in het museum lelijk noemen en het dan ook nog en passant met een stijve lul vergelijken, zoiets doe je niet.

Dit kunstwerk noemde Hecht dus een "lelijk knoeiwerk" waar intern discussie over bestond. Eerlijk, het lijkt inderdaad wel heel erg op een stijve penis.

In het uitlegbordje schuilt vaak de onzichtbare strijd tussen afdeling Educatie en de conservatoren. Zo is de richtlijn van Boijmans dat een havo 4-leerling het bordje moet kunnen snappen en kiest het Rijksmuseum voor de cultuurtoerist in plaats van de echte kunstkenner. Met andere woorden: voor de 'normale man' moet het allemaal te begrijpen zijn. "Ik wil niet zeggen dat we de 'domme' groep dienen, maar we schrijven wel voor mensen met de minste bagage. Dus we zijn heel erg alert op jargon. Conservatoren willen vaak moeilijke terminologieën gebruiken, maar ik vind dat je dat niet moet willen. Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan," vertelt Renate Meijer, medewerker Publiek & Educatie binnen het Rijksmuseum, aan de telefoon. "Een term als chiaroscuro vermijden we, maar we zouden bijvoorbeeld wel kunnen zeggen: 'Rembrandt gebruikt een donker-licht-effect om het schilderij krachtiger te maken'."

Bij het Rijksmuseum richten ze zich meer op het visuele aspect, wat in dit etiket goed terug te zien is.

Het tekstbordje is zo een soort speelbal tussen de afdeling Educatie en de conservatoren, als een kind dat tussen pas gescheiden ouders belandt, omdat geen van beide het uitgesproken laatste woord heeft. Meijer: "Ik heb weleens gehad dat ik een week lang met een conservator eindeloos gereviseerde versies over en weer aan het sturen was. Dan raak je geïrriteerd. Ik dacht: nu moeten we even praten. En toen de conservator vertelde wat hij bedoelde, was het meteen helder: 'Oooh, bedoel je dát, schrijf dat dan op'."

Advertentie

Een ander voorbeeld van een etiket in het Rijksmuseum, dat niet langer dan 60 woorden mag zijn.

En Meijer weet waar ze het over heeft; voor de opening van het nieuwe Rijksmuseum zijn 3.000 etiketten (zo heten de bijschriften bij het Rijksmuseum) vernieuwd, waarvoor zij de projectleider was. Het geintje heeft in totaal zo'n drie jaar gekost en had bureaucratisch nogal wat voeten in de aarde. Er werd gewerkt met een stroomschema waar dertig individuele stappen in stonden beschreven die uiteindelijk leidde tot het tekstbordje: "Het was een hels karwei," zegt ze.

Bij de nieuwe etiketten werden strakke richtlijnen gehanteerd. Zo mochten de bordjes slechts uit zestig woorden bestaan en gaat de inhoud van de bijschriften voornamelijk over wat er op het kunstwerk te zien is, dit in tegenstelling tot het meer vrijblijvende karakter van Boijmans.

De borden mogen bij het Stedelijk Museum wat langer zijn om het verhaal te vertellen. Over het algemeen zijn ze tussen de 80 en 150 woorden lang. Dit bijschrift van Cézanne telt 123 woorden.

Bij het Stedelijk Museum gaat het er net weer een tikkeltje anders aan toe. "Wat wij belangrijk vinden is om de mensen te prikkelen om nog beter te gaan kijken, of iets nieuws te zien," zegt Margriet Schavemaker, hoofd Onderzoek & Publicatie binnen het Stedelijk Museum. "We willen het verhaal goed vertellen dus onze teksten mogen langer zijn dan bijvoorbeeld de zestig woorden in het Rijksmuseum. Bij ons zijn ze door de band genomen tussen de tachig en honderdvijftig woorden lang." Maar het grootste verschil is dat de verantwoording van het bordje veel minder bij Educatie ligt, en meer bij afdeling Onderzoek. "Wij hebben het laatste woord," aldus Schavemaker.

Het gaat niet altijd alleen over het visuele aspect bij het Rijksmuseum. Bij Ad Dekkers wordt ook zijn idealisme en werkproces uitgelegd.

Toch is het laatste woord nog niet over het uitlegbordje gesproken. Musea blijven zoeken naar manieren om voor een breed publiek een prikkelende ontmoeting met kunst tot stand te brengen, en het bijschrift is daarvoor het belangrijkste hulpmiddel om die ervaring te sturen. Maar tegelijkertijd is het intern zoeken naar de gulden middenweg. De educatieafdeling wil met de bijschriften de ingang naar kunst juist laagdrempeliger maken, terwijl aan de andere kant de conservatoren het publiek wil 'opvoeden' door ze moeilijke woorden te leren. Of het uiteindelijke tekstbordje daarmee beter af is, hangt vooral af van wie je het vraagt. Maar dat er genoeg aandacht aan wordt besteed is duidelijk. Doe iedereen daarom een lol als je de volgende keer in het museum bent en blijf een keer wat langer dan een paar seconden voor zo'n bordje staan. Een goed bordtekstje is immers ook een soort kunstvorm.