FYI.

This story is over 5 years old.

van gogh

Ik ging met ex-sekswerker Metje Blaak naar de tentoonstelling over sekswerk in het Van Gogh

“Ik vind die koppen van die mannen zo mooi. Zo van: ‘ik wil het.’”
Metje Blaak. Foto: Guido van Nispen, via Flickr
Metje Blaak. Foto: Guido van Nispen, via Flickr

Wanneer ik op het Van Gogh Museum afloop, waar ik heb afgesproken met Metje Blaak, hoef ik niet lang te zoeken. Ze draagt een lange rode jas, en staat pal voor de hoofdingang. Ruim voor de afgesproken tijd.

Metje Blaak was jarenlang de woordvoerder van De Rode Draad, een inmiddels failliete belangenvereniging voor Nederlandse prostituees. Zelf was ze ruim twee decennia als sekswerker actief. Nu reist ze het land door om lezingen te geven over haar ervaringen als prostituee, en is ze fotografe en schrijfster. In de tussentijd studeert ze kunstgeschiedenis.

Advertentie

Samen bezoeken we de nieuwe tentoonstelling Lichte Zeden: Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910, waarin de vraag wordt gesteld waarom het thema ‘prostitutie’ eigenlijk zo populair was in de negentiende-eeuwse Franse schilderkunst. Want dat was het – van de ongeregistreerde filles insoumises tot de courtisanes, de duurdere gezelschapsdames, vormde dit onderwerp een dankbare inspiratiebron voor uiteenlopende kunstenaars als Pablo Picasso, Edgar Degas en natuurlijk Van Gogh zelf. “Ik vind die koppen van die mannen zo mooi,” zegt Metje over een doek van Henri de Toulouse-Lautrec. “Zo van: ‘ik wil het.’”

James Tissot, Het winkelmeisje. Via Wikimedia Commons

Het eerste schilderij waar we voor blijven staan is Het winkelmeisje van James Tissot, waarop te zien is hoe een Parijse winkelbediende een klant naar buiten laat. Dat is althans het eerste dat opvalt – wie nog net iets verder kijkt, ziet dat er een nog een tweede transactie gesuggereerd wordt: de man die door de etalage kijkt, lijkt alleen maar geïnteresseerd te zijn in het andere winkelmeisje, een bijklussende prostituee.

Het is enorm actueel, vertelt Metje. “In Amsterdam komen nu ook steeds meer verkapte bordelen: kapperszaken, massagesalons, noem maar op. Het zou me niks verbazen als dit soort boetiekjes er ook aan gaan geloven.” Meerdere plannen vanuit de Nederlandse overheid, zoals het voorstel van de Amsterdamse VVD-fractie om een ondernemerspas te introduceren, vereisen dat prostituees onnodig veel persoonlijke informatie aan de gemeente geven, zo licht ze toe. De zwarte markt biedt dan uitkomst.

Advertentie

Het was iets dat ook in het Parijs van de negentiende eeuw gebeurde, toen de ongeregistreerde ‘filles insoumises’ nauwelijks herkenbaar waren als prostituee – ze durfden zich niet al te uitbundig uit te dossen, uit angst voor de politie. Die vaagheid leidde tot veel inspiratie bij kunstenaars, die taferelen schiepen met subtiele verwijzingen. Veel explicieter dan dit kon het thema eigenlijk ook niet verbeeld worden – schilderijen met te veel ‘onfunctioneel naakt’ werden meestal geweigerd in de salons.

Giovanni Boldini, Oversteken. Via Wikimedia Commons

De vrouw in het schilderij Oversteken van Giovanni Boldini, is niet noodzakelijkerwijs een prostituee. Maar misschien ook juist wel – ze licht haar rok op, en ook de man in de koets lijkt zo zijn bedenkingen te hebben. “Ik ken een meisje dat altijd nadrukkelijk gaat stilstaan tijdens het tippelen,” vertelt Metje. “Dat is het signaal dat ze beschikbaar is, het werkt blijkbaar goed. Een andere bekende code is om witte schoenen te dragen, of witte laarsjes. Of een broek met tijgerprint, natuurlijk.”

Een ander deel van de expositie staat in het teken van de courtisanes – prostituees met een hoge status, die het bed deelden met de rijkeren van de samenleving. De gravin van Loynes bijvoorbeeld, geboren als Marie-Anne Detourbay, maar uiteindelijk ‘opgeklommen’ tot minnares van prins Napoleon. Door zich te laten portretteren, konden de courtisanes hun rijkdom van wat extra glans voorzien.

Ook nu heb je natuurlijk prostituees van verschillende prijsklassen, vertelt Metje, maar de keuze van de klant is volgens haar geen weerspiegeling meer van zijn welvaartspositie. “Ik zie altijd de duurste auto’s door de tippelzone rijden. De meest chique mannen gaan voor de magerste meisjes van de straat. Dat vinden ze uiteindelijk toch spannender, denk ik.”

Advertentie

© František Kupka, Het meisje van Gallien, 1909-1910, c/o Pictoright Amsterdam

Prostitutie was in de schilderkunst rond 1850 vooral een uiting van het realisme, waarin de werkelijkheid van het moderne, grootstedelijke leven centraal stond. De aspecten van dat moderne leven – armoede, vervreemding en consumptiedrang – kwamen samen in één herkenbaar symbool: het meisje van plezier.

Maar vanaf het begin van de twintigste eeuw was het thema uitgegroeid tot een dankbaar onderwerp voor abstracte kunstenaars, die de prostituee in kleurrijke doeken vol sensuele vrouwen verwerkten, maar ook om de rauwe werkelijkheid nog wat rafeliger te maken. De prostituee werd in die tijd explicieter in beeld gebracht dan ooit, een onbedoelde bijwerking van de wet op de persvrijheid in 1881, die het mogelijk maakte om het onderwerp openlijk te behandelen. En dat is dan ook precies wat er gebeurde.

Het laatste schilderij waar we voor blijven staan is Het meisje van Gaillon van František Kupka, een portret van een meisje dat door haar grove postuur wel wat weg heeft van een transgender, merkt Metje op. “Je zou bijna zeggen dat er toen ook al transgenders in het vak zaten. Die František Kupka was wat dat betreft zijn tijd ver vooruit.”

Henri de Toulouse-Lautrec, Moulin de la Galette. Via Wikimedia Commons