FYI.

This story is over 5 years old.

Kunst

Ik ging naar een expo over het internet om te kijken of ik iets snap van digitale kunst

Bij het binnenlopen van de expositie Electronic Superhighway in de Whitechapel Gallery in Londen word je meteen getrakteerd op een enorme blote reet.

The Creators Project staat deze hele week in het teken van digitale kunst. Samen met vooraanstaande kunstenaars, curatoren, galeriehouders en verzamelaars verkennen we de kunstwereld van morgen.

Bij het binnenlopen van de expositie Electronic Superhighway in de Whitechapel Gallery in Londen word je meteen getrakteerd op een enorme blote reet. De spaarzame keren dat ik eerder verslag deed van een kunstshow voelde ik me altijd de grootste lul in de ruimte, zeker als ik met woorden als “intertekstueel” en “assemblage” begon te smijten in de hoop dat het misschien toevallig ergens op zou slaan. Nu ben ik nog steeds een lul, maar gelukkig wordt mijn lulligheid op tedere wijze verzacht door dit gigantische naakte lichaamsdeel aan de muur. Mijn zenuwen zijn gekalmeerd. Ik ben klaar om te kunsten.

Advertentie

"Electronic Superhighway” gaat over hoe computers en het internet de manier waarop we met de wereld om ons heen omgaan hebben veranderd. Ooit, weet iemand me te vertellen, is technologie uitgevonden om de werkelijkheid te simuleren, maar nu gebruiken we het steeds meer om onszelf te beoordelen. Ik kom al op het internet sinds de tijd dat modems nog Pieeee ppppggg taduu taduu KGGGGG deden, dus ik dacht dat het wel zinnig zou zijn om zelf eens een kijkje te nemen en te ontdekken wat precies de oorzaak zou kunnen zijn van mijn timide, verlammende zelfbewustzijn. De relevantie van de reet wordt me niet helemaal duidelijk, maar ik vind het wel vet. Er staat een sms-conversatie afgedrukt op beide billen, waarmee de kunstenaar misschien wil zeggen dat hoewel we voornamelijk verbale diarree voortbrengen, er ook hoop gloort dat we ooit de Grote Kloof kunnen overbruggen om ons te verenigen met onze wederhelft. Of zoiets. Het lijkt me in elk geval het soort kunstwerk waar de meeste mensen zich wel mee kunnen identificeren. De tentoonstelling bevat werken uit de periode tussen 1966 en 2016, die in omgekeerde chronologische volgorde zijn tentoongesteld zodat je als bezoeker vanuit het ‘nu’ terug in de tijd reist. Het is een nogal overweldigende ervaring, en dat is waarschijnlijk precies de bedoeling.

De curator van de expositie, de goedlachse en fascinerende Omar Kholeif, begint onze rondleiding met een praatje, maar een van de werken begint direct door hem heen te praten. Mensen glimlachen, en een enkeling is zo brutaal om te grinniken. Ikzelf blijf stoïcijns en check ondertussen de stand van een tenniswedstrijd op mijn telefoon. Ik ben een levende installatie, met de titel ‘Jonge Man Raakt Afgeleid (2016)’. Zo jong ben ik niet eens. Ik ben vooral gewoon lomp. Een vrouw werpt me een dreigende blik toe en ik fluister zachtjes in haar oor dat Federer net de derde set heeft gewonnen. Ze glimlacht, maar een zweem van angst flitst door haar blik. Ik vrees dat ze voor Djokovic is. Gebruinde huid, wit haar dat strak over haar schedel getrokken zit, lippen die verwering door de zon verraden – ik vermoed dat ze misschien zelf ook wel een Wimbledon of twee heeft bijgewoond in haar tijd. Misschien zelfs wel een Roland Garros. De rondleiding gaat verder, en ik ben plotseling weer alleen. Ik check mijn Twitter-feed. “Massive Attack” is trending topic. Ik vraag me even af of we gevaar lopen.

Advertentie

Ik breng een flink deel van mijn tijd door op Twitter. Ik check mijn feed zo’n dertig keer per uur. Meestal check ik dan mijn eigen tweets, die ik dan op de tijdlijn van anderen plaats in de volledige bewustheid van het feit dat ze die tweets allang al een keer gezien hebben en ze ook toen besloten te negeren. Het is een vreemde gewoonte, ik weet het. Toch plaats ik opnieuw een oude tweet. Ik ben er niet van gediend om genegeerd te worden. Ik geef mijn zojuist losgelaten tweet een minuutje de tijd. Ik word weer genegeerd. Ik geef niemand de schuld van mijn gebrek aan aandacht. Ik weet dat iedereen hetzelfde doet. Twitter is een sociaal experiment in spelvorm, waarin iedereen uit lijkt op het verzamelen van abstracte getalletjes waarvan niemand weet wat ze nou eigenlijk echt betekenen. Ik heb niet zo veel kaas gegeten van getallen. Ik ben een wiskundewrak. Zou je mij op een zee van getallen loslaten, dan zonk ik met krakende mast en een bek vol nullen naar de bodem. Als ik een mathematisch object was, zou ik een nul zijn. Om ondanks die handicaps toch in de online race te blijven tweet ik de meest banale, nietszeggende shit. “Chelsea! Chelsea! Chelsea!” bijvoorbeeld.

Werken van Amalia Ulman

Ik kijk op van mijn telefoon en zie Paris Hilton skiën. Links van me poseert Amalia Ulman voor een instagramfoto. In de aangrenzende ruimte begint een meneer karaoke te zingen. De tekst spoelt over me heen. Het komt uit een boek van Dickens, dat iedereen heeft gelezen. Zijn stem, die klinkt alsof hij rechtstreeks uit het graf komt, doet me denken aan een van mijn oud-leraren van de middelbare school. Boven mijn hoofd hangen zeven bewakingscamera’s in de vorm van een kroonluchter. Iemand neemt er een foto van.

Advertentie

Op een gegeven moment overweeg ik om mijn telefoon weer uit mijn zak te halen, maar ik weersta de verleiding. Ik begin me af te vragen of ik ‘m in de vuilnisbak zal flikkeren en een simpel leven op het platteland zal beginnen. Het zal niet makkelijk zijn, misschien, om je aan te passen aan een heel nieuw leven. Ik weet wat je denkt: Hoe kan deze jongeman – zo charmant, zo opmerkzaam, zo begaan met de wereld om hem heen – nou niets weten van het cultiveren van een rijke oogst? Ik pak mijn telefoon en zoek op wat de makkelijkste gewassen zijn om in mijn omgeving te verbouwen. Radijsjes. Ik ben niet echt dol op radijsjes, dus ik besluit het plan op te slaan in mijn mentale vakje “Laatste Redmiddelen", naast “Stand-up Comedian” en “Freelance Journalist". Ik word naar de bovenverdieping verplaatst. Ik sta voor een enorme muur met 52 beeldschermen, van kunstenaar Nam June Paik. Het heet “Good Morning, Mr. Orwell.” In 1984 zond ze op die beeldschermen live beeldmateriaal uit van verschillende artiesten over de hele wereld, als een soort anti-Orwelliaans statement. Het bereikte meer dan 25 miljoen kijkers. Ik probeer me 25 miljoen mensen in te beelden die allemaal hetzelfde doen, maar ik heb er moeite mee. Kevin Hart heeft 25 miljoen volgers. Kevin Hart is een stand-up comedian. Misschien heb ik toch niet de juiste carrièrekeuzes gemaakt.

Ik zit voor een tv waarop een klassieke film speelt, die is omgezet naar ASCII. De groene letters en tekens dansen over het scherm. Ik besluit dat het Die Hard moet zijn, want welke film kan het anders zijn? Om me heen staan 149 andere mensen, allemaal met een licht trillende bovenlip en kleine zweetdruppeltjes op hun voorhoofd. Ik heb al die tijd nauwelijks gemerkt dat ze er waren. Naadloos, zwevend als spoken zijn we van de ene kant van de expositie naar de andere bewogen. Ik stond voor het ene na het andere werk, zwijgend, zonder te weten hoe ik er terecht was gekomen. Klik, klik, klik… Hoe ben ik hier beland? Ik ging van een enorme reet naar Die Hard in een paar klikken. Ik herken het proces, maar meestal is het andersom. We zijn verworden tot levende browsers. Terwijl die gedachte door me heen gaat, realiseer ik me dat het woord browser in het Engels betekent: iemand die naar dingen kijkt. Ik besluit om te gaan. Het is koud buiten maar de straat is afgeladen met mensen. Angstig sluip ik een cafétje in. Ik klap mijn laptop open en vraag om het wachtwoord voor de wifi, maar ze blijken geen wifi te hebben. Ik twijfel even, maar besluit toch terug te gaan naar de expositie. Ik krijg een pushbericht dat Novak Djokovic in vier sets heeft gewonnen van Roger Federer. Ik ga op zoek naar de vrouw met wie ik in het begin heel even sprak, maar ze blijkt druk in de weer met een computer die simuleert hoe onmogelijk het is om jezelf volledig tegenover een ander uit te drukken. Ik heb niet de moed om het haar te vertellen.

Volg David op Twitter.